Dahlia

De dahlia is een plantengeslacht die wild voorkomen in Mexico.

De oorspronkelijke dahlia’s zijn kale, opgaande, doorlevende planten met langwerpige knolachtige wortels. De bladeren zijn zeer verschillend van soort tot soort.

De gekweekte dahlia’s zoals wij die kennen zijn vrijwel zonder uitzondering hybriden. De dahlia’s werden omstreeks 1800 in Europa geïntroduceerd.

De dahlia heeft een wat oubollig imago, en de populariteit wisselt met de jaren. Toch is het een dankbare snijbloem, de plant beloont het wegknippen van bloemen met het aanmaken van steeds weer nieuwe knopen. Met een paar planten in de (moes)tuin ben je een zomer lang verzekerd van verse bloemen op tafel.

De dahlia is te krijgen in duizenden (!) soorten en kleuren. Kopen kun je de knollen in het voorjaar bij het tuincentrum, of bij internet winkels als http://www.bakker-hillegom.nl

Voornaamste soorten zijn:

  • enkelvoudige (mignon)
  • anemoonbloemige
  • halskraagdahlia
  • waterleliedahlia
  • decoratieve dahlia
  • pompondahlia
  • cactusdahlia
  • semi-cactusdahlia
  • en diverse kleinere groepen zoals:
    • de orchideebloemige dahlia
    • pioenbloemige dahlia
    • sterdahlia

Verzorging van Dahlia’s

Plaats

Zon, voor de rest voldoet elke goed vocht doorlatende grond

Planten

Voorbereiding

In de herfst kun je de grond omspitten met een spitvork. Mocht je ervoor kiezen verse stalmest te gebruiken wordt deze in de herfst ondergespit.

In het voorjaar enkelen weken voor het planten mest uitstrooien en de grond goed losmaken.

Planten

De knollen zijn niet winterhard, daarom worden ze pas vanaf half april geplant, tegen de tijd dat de scheuten boven de grond komen is het gevaar voor nachtvorst geweken. (DeIjsheiligen).

Grote knollen kunnen voor het planten gedeeld worden, zorg wel dat elk stuk enkele ogen bevat.

Bij zware grond wat compost onder en op de wortels.

Het plantgat moet zo groot zijn dat de knollen er inpassen, de zaak niet opfrommelen, de diepte dusdanig dat er ongeveer een handbreedte grond boven de wortels zit.

De plant afstand is afhankelijk van de soort, en is dus de 30 en 100 centimeter.

Bij hoge soorten is het verstandig met het planten al te voorzien in steunen, bijvoorbeeld door een bamboestok in de grond te steken. Door dit meteen te doen voorkom je dat je later de knol of de plant beschadigt.

Gieten van de geplante knollen is niet nodig, bij droogte kan er na het verschijnen van de eerste scheuten gegoten worden.

Bloemen regelmatig verwijderen.

Bemesting

twee tot drie weken na het boven de grond komen van de scheuten, en eind juli kan bemest worden met een gewone gemengde meststof met een laag stikstof gehalte (De N in de NPK-aanduiding)

Ziekten en plagen

Slakken

Met name de jonge scheuten kunnen ernstig te lijden hebben onder slakken

Bladluizen

Oorwormen

Oorwormen willen de bloemen nog wel eens beschadigen. Oorwormen kunnen gevangen worden in afgekeerd hangende potten gevuld met stro

Virus-infecties

Planten die ziek worden van een virus ziekte onmiddellijk vernietigen.

Als snijbloem

De dahlia is niet de langst houdbare bloem op vaas, door de voortdurende aanmaak van nieuwe knopen kan er echter toch lang van genoten worden. Zorg dat er weinig water in de vaas zit, en dat er geen bladeren of knopen in het water hangen.

Dahlia overwinteren

Na de eerste vorst zal de dahlia bovengronds afsterven. Na het afsterven nog een week wachten voordat de knollen opgegraven worden. De knollen slaan nu het reservevoedsel op.

De knollen voorzichtig opgraven met een spitvork. De stengels ongeveer 5 centimeter boven de wortelhals afknippen en de knollen voorzichtig schoonmaken van aanhangende aarde, niet afspoelen.

Bewaren in een niet te vochtige, maar zeker ook niet kurkdroge donkere ruimte met een temperatuur tussen de 5 en 10 graden.

Als de knollen tijdens het bewaren duidelijk verschrompelen is de ruimte te droog.

Vermeerderen

Vermeerderen kan uit zaad alleen is dan het resultaat ongewis.

Zekerder is de vermeerdering door het delen van de knollen voor het planten. Bij het delen van de knol is het van belang dat elk nieuw stuk een deel van de halskraag met slapende ogen bevat.

Stekken is ook mogelijk, doe dit door jonge scheuten met een stukje van de oude stengel af te snijden en op te poten.

Over het algemeen zal bij een gedeelde knol of stek de plant soortecht terugkomen, er is echter kans dat er een mutatie optreed en dat er toch een andere bloem aankomt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *